Ons onderzoek is gebaseerd op een aantal principes, die uit de literatuur over effectief taalonderwijs, interactie in de klas, meertaligheidsonderwijs en geletterdheidsontwikkeling voortvloeien.

Meertaligheid als rijkdom van het individu én als meerwaarde van de maatschappij

De meertaligheid van het individu wordt gezien als bron voor de persoonsvorming en taalontwikkeling (Blom et al., 2017), en voor het leren van mensen. Ook is meertaligheid een waardevol gegeven voor de culturele participatie van de leerlingen en voor de sociale cohesie in de maatschappij (Duarte & Günther-van der Meij 2019; Duarte & Günther-van der Meij 2018b).

In Fryslân gelden het Frysk en het Nederlands (en andere mogelijke thuistalen) als uitgangspunt voor de ontwikkeling van meertaligheid, Frysk als memmetaal en als tweede taal functioneren in een maatschappelijke meertalige context waarin beide talen idealiter op basis van gelijkwaardigheid geleerd en onderwezen worden. In de grensstreek met Duitsland functioneert de meertalige leerling in een continuüm met Nederlands als belangrijkste schooltaal, Drents/Gronings als sociale taal en Duits en Platduits als buurtalen met hun eigen sociale status en dynamiek. In al deze situaties kan de leerling een persoonlijke taalgroei doormaken die bijdraagt aan het sociaal functioneren in de meertalige maatschappij. Mutatis mutandis geldt deze ontwikkeling ook voor leerlingen die andere thuistalen spreken (b.v. Spaans, Arabisch of Tigrinya). Het is daarom én logisch én van maatschappelijk belang om de verschillende vormen van meertaligheid te betrekken bij een gemeenschappelijke context van taalontwikkelend leren en praktijkonderzoek.

Holistische aanpak voor meertalig onderwijs

Het lectoraat ziet meertaligheid als a) een maatschappelijke en individuele realiteit, maar ook als b) een middel voor het leren van zowel taal als inhoud én c) als het uiteindelijke doel van elk onderwijssysteem.

Het lectoraat heeft een duidelijke visie op en duidelijke ambities ten aanzien van taalonderwijs in het kader van meertaligheid, waarbij een verscheidenheid aan talen (Nederlands, Fries, Engels, Duits, Nedersaksisch, en andere thuistalen) een rol speelt en waarbij de talen met elkaar worden verbonden. Bestaande taalhiërarchieën en -attitudes worden bij het onderzoek en onderwijs van het lectoraat expliciet vanuit het perspectief van de taalontwikkeling van kinderen en jeugd bekeken. Het lectoraat combineert verschillende aanpakken voor meertalig onderwijs: bewustwording van talen, taalvergelijking, intercomprehensie, immersie en translanguaging. De holistische aanpak maakt het mogelijk om talen niet alleen te herkennen en erkennen, maar om ze ook te gebruiken (Duarte, 2017). Zo komen leerlingen in contact met talen die ze niet spreken en kunnen ze hun complete linguïstische repertoire gebruiken.

Goed taalonderwijs voor regionale en streektalen

Naast algemene eigenschappen van effectief taalonderwijs, wil het lectoraat ook de kwaliteit van het taalonderwijs onderzoeken, gericht op specifieke talen die voor de noordelijke regio’s belangrijk zijn. Zo wordt het Noorden van Nederland als “Living Lab of Multilingualism” gezien.

Bijvoorbeeld het inzetten van kennis met betrekking tot de frisistiek voor de taalontwikkeling en het taalleren in een meertalige maatschappij is in dit kader een centraal onderwerp. Het gaat echter niet alleen om het Fries, maar om het functioneren van meer talen in het onderwijs, in een meertalige maatschappij. Het gaat bij het praktijkonderzoek niet alleen om het taalsysteem, maar ook om de sociolinguïstische aspecten van taalgebruik, taalhouding en taalgedrag. 

De implementatie en evaluatie van buurtaalonderwijs in Groningen en Drenthe wordt gewaarborgd in de projecten die door Euroregionaal onderzoek (b.v. EDR-Arbeidsmarkt Noord) en de Provincie Drenthe zijn bekostigd. Verder is er bij het lectoraat aandacht voor de ontwikkeling van een didactiek voor streektaalonderwijs in het Drents, Gronings, het Stellingwerfs, enzovoort. Deze twee laatste onderzoekslijnen sluiten aan bij de groeiende interesse voor het invoeren van vroeg vreemde taalonderwijs in het basisonderwijs (b.v. door de Nuffic of OCW), om kinderen zo vroeg in aanraking met meerdere talen te laten komen. Voor de aansluiting van onze onderzoekslijnen aan deze groeiend interesse, staat voor ons het onderzoeken, analyseren en verbeteren van het onderwijs in het Fries, in buur- en streektalen centraal, zowel voor wat de materiaalontwikkeling als voor wat het onderwijs in deze talen als voertalen betreft.

Geletterdheid en taalontwikkeling

Vaardigheden op het gebied van geletterdheid zijn verbonden aan lezen en schrijven. In Nederland is ruim 1 op de 9 mensen tussen de 16 en 65 jaar laaggeletterd. Dit komt neer op ongeveer 1,3 miljoen (12,2%) mensen. In Fryslân ligt dit percentage op 13,4 % en daarmee staat de provincie landelijk in de top 3. Groningen (12%) en Drenthe (12,3%) staan landelijk genomen gemiddeld met het percentage laaggeletterden.

Laaggeletterdheid verschilt naar generatie en herkomst. Laaggeletterdheid komt met 37,8% relatief veel voor onder eerste generatie allochtonen, onder de tweede generatie is dit 9,4%. Er zijn minder laaggeletterden onder autochtonen (8,3%). Ook onder kinderen en jongeren komt laaggeletterdheid veel voor. Volgens de Stichting Lezen & Schrijven verlaat een schrikbarend aantal kinderen en jongeren (tot 18 jaar) het onderwijs zonder het vereiste taalniveau te beheersen: tenminste 1 op de 10 kinderen loopt het risico om als laaggeletterde volwassene de maatschappij en de arbeidsmarkt te betreden. Ook de Sociaal Economische Status (SES) is van invloed. Geletterdheid is hoger in gezinnen met een hogere SES en dat heeft invloed op de alfabetiseringsontwikkeling van de kinderen. Zo vertonen kinderen van hoogopgeleide ouders een hogere leesvaardigheid dan kinderen van laagopgeleide ouders (Dahm & de Angelis 2015).

Omdat het Fries hoofdzakelijk een gesproken taal is en de focus in het onderwijs vooral op geletterdheid in het Nederlands ligt, is de geletterdheid in het Fries over het algemeen genomen erg laag. De toegevoegde waarde van tweetalige geletterdheid wordt zelden behandeld in de uitgebreide literatuur over twee-/ meertaligheid. In een studie van Günther-van der Meij (2018) waarin vloeiend tweetalige Fries-Nederlandse middelbare schoolleerlingen (die wel mondeling maar niet schriftelijk tweetalig waren) onderzocht werden op Engelse mondelinge taalvaardigheid, bleek dat zij geen voordeel van hun tweetaligheid ondervonden bij het verwerven van het Engels. Dat roept de vraag op of Friese kinderen en jongeren profijt kunnen hebben van geletterdheid in hun moedertaal bij het verwerven van andere talen. Verder onderzoek hieromtrent en de relatie tot geletterdheid staat voor het lectoraat dus centraal.

De kwaliteit van interactie beïnvloedt de kennisconstructie

In dialogische interactie construeren leerlingen gezamenlijk nieuwe kennis en ontwikkelen ze tegelijkertijd hun mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden. Daarom moet het in het onderwijs zowel gaan om “education for dialogue” als om “education through dialogue”.

Dialogische interactie vindt bij voorkeur plaats in een knowledge building environment (Scardamalia & Bereiter, 2003); een omgeving waarin veel aandacht is voor onderzoekend en ontwerpend leren en waarin leerlingen gezamenlijk kennis construeren en tegelijkertijd hun mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid ontwikkelen (Mercer 2007; Howe & Abedin 2013; Walsweer 2019; Pulles, Hiddink & Herder 2014; Pulles, Berenst, de Glopper & Koole geaccepteerd; Herder, Berenst, de Glopper, & Koole 2018; Herder, Berenst, Koole & de Glopper 2018; Walsweer 2015). Monologische en beperkt interactieve vormen van interactie in de klas kunnen echter helpen om de kracht en de moeilijkheid van dialogische interactie beter te duiden. Het is daarom belangrijk om meer onderzoek naar dialogische interactie uit te voeren en te onderzoeken hoe de kennisverwerving van leerlingen kan worden verbeterd en welke typen gesprekken van en met kinderen hierbij een rol spelen. Ook aan de professionalisering van leerkrachten, Pabo-studenten en studenten van de tweedegraads lerarenopleiding op een optimale taalontwikkeling gerichte didactiek rondom dialogische interactie te ontwikkelen moet meer aandacht geschonken worden.

Taal als doel en middel

Om kinderen al vroeg de mogelijkheden te bieden om te participeren in een globaliserende maatschappij, is het belangrijk om zowel de bestaande taaldiversiteit in Nederland als bron voor het leerproces van alle leerlingen te erkennen, als om twee-, drie- of meertalige onderwijsmodellen met een interculturele component een vanzelfsprekendheid op Nederlandse scholen te laten worden.

De mogelijkheid om verschillende talen in het klaslokaal te gebruiken is niet alleen belangrijk voor het taalonderwijs maar voor alle vakken. Uit onderzoek blijkt dat genre-oriëntatie in taalonderwijs noodzakelijk is, omdat de mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid van leerlingen sterk genre-afhankelijk is (Hoogeveen 2013; Leeuw & Meestringa 2011). De genredidactiek stelt dat wanneer lezers en schrijvers inzicht hebben in de kenmerken van de verschillende genres, zij deze teksten beter zullen leren lezen en schrijven, en dat zij de leerstof van verschillende vakken beter zullen leren beheersen. Naast de ontwikkeling van mondelinge vaardigheden en denkvaardigheden, lezen en schrijven leerlingen ook teksten in bijzonder veel verschillende genres: historische verslagen, practicumverslagen, instructies, betogen, verklaringen, enzovoorts. Ze doen dat niet alleen voor het vak Nederlands, maar ook voor alle andere vakken.

Het onderzoek in het kader van het lectoraat wordt daarom niet alleen ontwikkeld in de context van het leren van (vreemde) talen, maar richt zich ook op het leren van inhoud, zoals bij zaakvakken. Voor het lectoraat vloeien hier twee foci uit voort: a) een oriëntatie op onderzoek naar taalgebruik als middel om te leren; b) een combinatie tussen taalonderwijs, meertaligheid en (wereld)burgerschap.

Continuïteit in de taalontwikkeling staat centraal

Het is belangrijk dat de leerling in zijn taalontwikkeling zo min mogelijk overlap, breuken of gaten ervaart. Van een doorgaande leerlijn wordt gesproken als de leerstof en het onderwijsresultaat van en binnen verschillende schooljaren en schooltypen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) naadloos op elkaar aansluit.

Vanuit een taalontwikkelingsperspectief denkend, zijn de verschillende onderzoeksprojecten gericht op diverse leeftijden van leerlingen, van het jonge kind (bijvoorbeeld in het RAAK-PRO 3M-project, het Taalplan Frysk en RAAK-PRO Samenwerken en Taalvaardigheid) tot en met het hbo-niveau (bijvoorbeeld met de schakelklas voor hoogopgeleide vluchtelingen).

Onderzoekend leren

Het lectoraat gaat uit van de natuurlijke onderzoekende houding van kinderen. Overdracht van kennis en leren uit leerboeken is belangrijk, maar het is ook belangrijk dat leerlingen nieuw onderzoek gaan doen en zelf leren om nieuwe kennis te ontdekken en te ontwikkelen.

Actief vragen stellen, een kritische houding, zelf op zoek gaan naar informatie, problemen oplossen, creatieve en nieuwe aanpakken bedenken en samenwerken zijn namelijk onderdeel van de 21st Century Skills. Verder biedt onderzoekend leren ook veel mogelijkheden tot interactie en kennis co-constructie omdat er vaak gebruik wordt gemaakt van coöperatieve werkvormen.

Het lectoraat heeft veel ervaring met diverse vormen van praktijkgericht (ontwerp)onderzoek, zoals Educational Design Research, actieonderzoek, prominent feature analysis, lesson study, waarmee wij in co-creatie met leerkrachten, studenten en leerlingen samenwerken.

Onderwijs op maat door nauwe samenwerking met scholen

Om duurzaamheid en eigenaarschap van onze benaderingen en ontwikkelingen te ondersteunen wordt er bij de verschillende projecten van het lectoraat bij voorkeur in samenspraak met leerkrachten en studenten samengewerkt.

Elke school heeft haar eigen vragen ten aanzien van taalonderwijs en het gebruiken van meerdere talen in het klaslokaal. Deze individuele vraagstukken vragen om verschillende benaderingen en activiteiten. Op deze manier ontstaat onderwijs op maat, passend bij de specifieke wensen van de school in kwestie. Door op zo’n manier longitudinaal te werken op meerdere scholen, zijn we ook in staat om de lokale bevindingen te vertalen naar algemene principes, en patronen te herkennen die voor meerdere situaties en ook in andere contexten gelden. Onderzoeksresultaten zijn daarmee transfereerbaar naar een onderwijscontexten en regio’s.

Nauwe samenwerking met de lerarenopleiding

De Pabo en de tweedegraads lerarenopleiding zitten in een overgangsfase naar een nieuw curriculum, gebaseerd op Design Based Education (DBE). Bij DBE gaat het om leren door te proberen en te doen. Experimenteren, feedback krijgen, evalueren, reflecteren en bijstellen zijn een natuurlijk onderdeel van het DBE-leerproces.

Het lectoraat levert een belangrijke bijdrage aan het onderwijs (samen met de andere lectoraten binnen de Academie PO en VO), zowel bij de invulling van inhoudelijke thema’s als in de onderzoeksleerlijn. Onderzoeksthema’s kunnen ondergebracht worden in DBE-ateliers. Op deze wijze maken studenten op een natuurlijke, passende wijze kennis met ontwerpgericht onderzoek en leren zij zelf interventies ontwerpen, uitvoeren en testen. Het nieuwe lectoraat kan zo voor zowel een onderzoeksmatige, als voor een inhoudelijke versteviging van onderzoek in het onderwijs zorgen. Studenten gaan onder begeleiding van onderzoekers en docenten aan de slag met authentieke vraagstukken van het werkveld en leren zo onderzoekvaardigheden- en methodieken.  Professionalisering van collega’s vindt onder meer plaats in de kenniskring, waarin collega-docenten participeren als onderzoekers in het kader van diverse projecten.

Internationalisering en digitalisering

Een belangrijk doel van het lectoraat is dat het Fries op school goed onderwezen wordt naast het Nederlands en het Engels. Een bijzondere uitwerking van het innovatieproject gericht op de aansluiting van drietalig basisonderwijs op voortgezet onderwijs in Fryslân wordt vormgegeven met ‘MySchoolsNetwork’.

In het kader van dit project werken basisscholen samen met meertalige scholen elders in Europa door middel van het internet. Leerlingen presenteren zichzelf en de eigen leefomgeving en bestuderen samen culturele en maatschappelijke overeenkomsten en verschillen. Zij maken daarbij gebruik van verschillende bron- en doeltalen. Op die manier leren zij te communiceren in meerdere talen op een niveau dat bij hun ontwikkeling past. Het myschoolsnetwork is een gesloten sociaal platform voor leerlingen van 10 tot 14 jaar. Het heeft verschillende taaledities: Engels, Nederlands, Fries, Duits, Frans en Spaans. Sinds 2013 wordt er elke maand een “event” in het Fries opengesteld en één keer per jaar organiseert Myschoolsnetwork een “Big Event Meertaligheid” waarbij de leerlingen uitgenodigd worden hun taaltaak in drie talen uit te voeren: Frysk, English en Nederlands (Wierda & Berendsen 2019).