Interprofessioneel samenwerken is belangrijk voor het verlenen van goede zorg, verminderen van werkstress bij de zorgverlener, een positief werkklimaat en meer werkplezier. Tegelijkertijd worden de verschillende zorgprofessies apart opgeleid. Nieuwe rolmodellen en voorbeeldsituaties zijn nodig, waarin met en van elkaar geleerd wordt om interprofessionele samenwerking eigen te maken. Tijdens dit project gaan verpleegkundestudenten en semi-artsen in gesprek. Deze data worden gebruikt om meer zicht te krijgen op de beleving van de studenten uit beide beroepsgroepen. Daarnaast wordt een vorm van interprofessionele reflectie geoefend.
Wat is de aanleiding voor het project?
Zowel landelijk als in het Noordelijk Samenwerkingsverband tussen de ziekenhuizen MCL en UMCG wordt al langer de behoefte gevoeld interprofessioneel samenwerken (IPS) vorm te geven (Van Royen, 2009). Wanneer verschillende beroepsperspectieven interactief worden uitgewisseld kan goede integrale zorg tot stand komen.
In de dagelijkse klinische praktijk ontmoeten artsen en verpleegkundigen in de ziekenhuissetting elkaar in de zorg voor hun patiënten. Dat gebeurt structureel in mondeling overleg, zoals bij het visite lopen en andere multidisciplinaire overlegvormen en ad hoc, wanneer de gezondheidssituatie van patiënten daarom vraagt. In deze (zorginhoudelijke) vormen van overleg wordt veelal afgestemd over de huidige en te verwachten gezondheidsstatus van patiënten, diagnostiek en behandelplan, prognose en verloop. Hoewel de samenwerking tussen beide disciplines ten behoeve van zorg voor patiënten dagelijks plaatsvindt, veelal intensief is, en als een vanzelfsprekend onderdeel van het werk van beide professies wordt ervaren, is deze onderlinge samenwerking niet als vanzelfsprekend in de dagelijkse praktijk gethematiseerd (Gerritsen & Nauta, 2008). Hoe er met elkaar wordt samengewerkt staat veelal weinig ter discussie.
Welk probleem lost het project op?
Behalve genezing is nu een gedifferentieerde, persoonsgerichte en afgestemde benadering nodig (Krist, 2014). Kwaliteit van leven staat centraal, soms in sterkere mate dan levensduur. In de menselijke en professionele verhoudingen is meer behoefte aan gelijkwaardigheid in communicatie en uitwisseling van kennis tussen professies en met patiënten samen waarbij gezamenlijke besluitvorming gevraagd wordt (Drayton & Reddy, 2014). Goede zorg dient aan deze hiergenoemde doelen bij te dragen en is een complexe aangelegenheid die erom vraagt alle kennis, goede wil en het handelen van professionals gericht te bundelen.
In beide beroepen is bovendien sprake van (te voorkomen) uitval van studenten tijdens de opleiding die te herleiden is naar diverse oorzaken waaronder met name werkdruk en werkcultuur (Hoeve & Roodbol, 2018; Wietasch, 2018). Het lijkt evident dat nieuwe manieren van samenwerken nu en in de nabije toekomst om redenen van werkplezier en daarmee behoud van professionals en het bieden van goede zorg nodig zijn.
Projectteam
- Myrthe Adema, projectleider en onderzoeker lectoraat Verpleegkundig Leiderschap en Onderzoek voor Goede Zorg
- Götz Wietasch, hoogleraar innovatie in medische opleiding
- Jojanneke van Schiede, praktijkdocent StudentenBureau UMCG
- Lampkje Bulstra, coördinator coassistenten
- Hanneke van Gent, affiliatiecoördinator
Vanuit de opleiding HBO verpleegkunde werken studenten vanuit hun opdracht module advies mee aan het onderzoek.
Projectaanpak
Binnen het MCL en het UMCG wordt kwalitatief onderzoek uitgevoerd middels inductieve thematische (inhouds-)analyse. 12 paren van een verpleegkundige (3de/4de jaars) en een semi-arts welke 3 gesprekken in een periode van 3 tot 4 weken voerden. Een masterstudent is tijdens deze leermomenten aanwezig als participerende observant. Het eerste gesprek is gericht op het leren kennen van elkaars perspectief op elkaars beroep en rol. Op Het tweede leermoment bespraken ze samen een gezamenlijke ervaring gedurende hun werk. Het derde leermoment reflecteerden en evalueerden zij de gesprekken en de invloed hiervan op elkaars rollen en waarden. Deze data zijn gebruikt om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Daarnaast worden deze leermomenten beschouwd als leermomenten in de beroepsontwikkeling en interprofessionele samenwerking van de deelnemende studenten, waarbij deze vorm gezien kan worden als interventie op opleidingsniveau.
Voornaamste (of voorlopige) resultaten
Naar voren komt dat zowel de semi-arts als de verpleegkundige in opleiding niet altijd een beeld heeft van de functie van de ander. Beiden maken tijdens het interview gebruik om elkaar hier vragen over te stellen ter verduidelijking van bijvoorbeeld taken of opleiding. Beide groepen geven aan interprofessionele samenwerking belangrijk te vinden; het zorgt voor een prettige werksfeer. De semi-arts en de verpleegkundige in opleiding geven aan aannames te doen over wat de ander denkt en dit invloed heeft op de communicatie. Gedachtes als ‘is deze vraag wel belangrijk genoeg?’ of ‘de ander ziet me weer aankomen met deze vraag’ zijn hier voorbeelden van. Verder valt op dat de semi-arts in vergelijking met de student-verpleegkundige meer initiatief neemt in het gesprek en meer in de ik-vorm spreekt. De gesprekken, inclusief het intervisiemoment zorgt voor een eensgezind-, meer teamgevoel. Er ontstaat meer begrip voor elkaars perspectief en positie, meer bewustzijn. De motivatie voor samenwerken is vergroot.